De Belgische ZERO-kunstenaar Jef Verheyen (1932-1984) werd bekend als de schilder van lichtstromen en kleurspectra. Hij experimenteerde niet alleen met licht, maar ook met beweging en het onzichtbare als middel om natuurlijke mechanismen op te roepen en universele onderlinge relaties tussen de mens en de omringende wereld bloot te leggen. Hij gebruikte geometrische principes – zijn passie voor meetkunde is ontstaan uit zijn interesse in wiskunde en (Griekse) filosofie – als basis voor harmonie. Verheyen gaf traditionele media en materialen zoals canvas, verf en penselen nooit op om op zoek te gaan naar de essentie van onze natuur.
In Milaan breidt Verheyen zijn internationale
netwerk uit. Wanneer hij er in 1958 bij Galleria Pater
tentoonstelt, wandelt Piero Manzoni er binnen met
witte schilderijen onder z’n arm. Die gebeurtenis
scherpt Verheyens denken aan over mono- en
achromie. In deze periode schrijft hij dan ook zijn
manifest Essentialisme. Zijn opvattingen sluiten
nauw aan bij die van kunstenaars zoals Günther
Uecker, Otto Piene, Hermann Goepfert, Lucio
Fontana en Yves Klein. Zo werkt Klein eerst in
achroom wit voordat hij met zijn bekende blauwe
pigment aan de slag gaat. In brieven debatteren
Klein en Verheyen over de uitvinding en de doelstellingen
van de mono- en achrome schilderkunst.