Jef Verheyen
(Farewell) Letter from Jef Verheyen to Jozef Peeters (September 1960), 1960
Jef Verheyen ArchiveBeste vriend Jef,
Is het omdat zij je straks gaan begraven? Ineens al die mensen rond je die daar zeker vele mooie dingen voor je zullen vertellen, nu je er niet meer zijt. Of is het alleen omdat ik nu niet meer tot bij je thuis kan komen, zomaar op gelijk welk uur, je nodig had om van je wijsheid en ouderdom iets te leren dat ik hier alleen zit en tracht te begrijpen waarom jij leefde?
Had dit allemaal zin mijn beste? Je leefde nooit voor je zelf, alles wat gij deed was voor de anderen, al de pisdoeken die je voor je kinderen waste, je dertigjarige lange verzorging voor je lamme vrouw, al de energie die je verspeelde met je tijdschriften, de tentoonstellingen met Klee, Kandinsky en Moholy-Nagy die je zo goed kende? Al die dingen die je tot niets anders dan last waren?
Praktisch niemand dacht er aan, zij zijn dat allemaal vergeten. Vandaag niet, natuurlijk.
Vandaag, mijn beste Jef, zal je hoogdag zijn. Moesten zij alles wat ze vandaag over je gaan vertellen eens een jaar vroeger gedaan hebben hadden wij samen geen boekje over je werk / activiteit moeten maken; een boekje dat er nu niet zal komen daar jij weg bent en ik het niet nodig vind aan de andere te laten zien wie jij (eigenlijk) was.
Wie ge waart? Weinigen zullen dat weten. Van je schilderijen begrijpen zij geen fluit, al wat je zegde hielden zij voor flauwe kul en je weet zelf best waarom.
Weet gij dat zij al een comiteit stichten? Ik zie je al lachen, dat was het toch niet dat gij wenste, of vergis ik mij? Eindelijk gaan zij iets voor je doen, ik weet zeer goed dat je dat niet wenste, maar had je niet eens kunnen wachten met sterven, ja, je wachtte al lang genoeg. Je was er bijna, die Zwitser die je werk wilde kopen [Hans Liechti], je schilderijen in Italië en Amerika, zelfs het geld hebt gij niet ontvangen, de weinige schilderijen die je verkocht diende je nog tot niets, en jij die zo tegen je zin in schilderijen wegdeed.
Beste Jef, zou het nu voor je veranderen, alles wordt veel gemakkelijker, nu, heel de kwestie is voor je opgelost.
Ze kunnen je nu niets meer vragen, ik zelf zal je wel missen, je was de enige in Antwerpen die ik vertrouwde en aan wie ik mijn hart kon luchten. Misschien kwetste ik je wel af en toe maar ik heb dat nooit zo gewild.
Eergisteren kwam ik nog bij je thuis, alles was daar nog alsof je even weg was om de een of andere boodschap te doen voor de vrouw die op het eerste woonde, spijtig dat je dat laatste schilderij niet meer afmaakte, door die Tijl Uilenspiegel heb ik je wel goed begrepen, in zekere zin schijnt me dit een portret van je, nu je weg bent herken ik je daar beter in, ja, Jef, je was een soort van Uilenspiegel, ik was zeer dikwijls de uil die in je spiegel kwam te staan, je wist me altijd zo goed te helpen met je raad en je hebt me altijd begrepen, het scheen me dikwijls alsof ik tegen mezelf sprak maar dan met de kwaliteit van 65 jaar miserie.
Je retrospectieve zal er komen, misschien werkte je daar te hard voor of was het (misschien) slechts omdat je aan het einde was en alles, door de sterkte die je ontwikkelde, uiteensprong.
Antwerpen, woensdag
September 1960