Jef Verheyen
HET, 1962
HET.
Waarom leef ik tussen de dingen? Tussen de werelden van het waarschijnlijke en het onwaarschijnlijke? Ergens tussen het zwart en het wit?
Waarom voel ik die grens aan de rechterkant waarlangs ik steeds voortga? De onzichtbare waarschijnlijke onwaarschijnlijke muur betastend, goed wetend dat daarachter het ontzagelijke verborgen is, het zwart en het wit samen zijn.
Waarom voel ik dat de cirkel rondom mij draait, zich meer en meer sluit zonder ik zien kan of hij voor of achter mij gesloten of open is.
Waarom al die dingen, die onwaarschijnlijke waarschijnlijkheden die men soms in mijn handen giet, zodat ik ze even kan vasthouden juist voordat zij tussen mijn vingers weglopen, waarnaartoe?
Waar? Om mij? Waarom rond mij?
Waarom ging ik niet naar de eerste maar wel naar de laatste klas?
Zomaar zonder dat ik een teken gaf? Waarom liet die oude lichtzoeker dat toe? Vroeg hij mij terug te komen ’s zondags? Ergens waar het licht zich openbaarde, rondom en in mij, het van overal toestroomde, en het mij schilderde, bezeten van mij bezit nam, brandend door mijn vingers liep, verbrandend zonder sporen achter te laten.
Waarom was al dat licht daar? En juist toen op die zondag? Waarom moet ik altijd terug, ijskoude schrik hebben omdat het niet terug zou komen?
Zeg het me eens?
Waarom blijf je nooit langer?
Waarom laat je die brand niet duren?
Waarom moet ik altijd naar je toe? Kwam je en ging je terug weg alsof je lij niet meer gunde, het niet goed genoeg vond bij mij te blijven?
Waarom,laat je mij alleen, zomaar zonder meer?
Speel je met mij?
Waarom doe je mij branden tot ik blauw word om me daarna alleen te laten?
Je weet toch wat het is alleen zijn? Misschien ben je eenzaam?
Daarom kom jij altijd alleen bij de eenzamen, die alleen met jou één zijn.
1962.
Published in
De Tafelronde Vol. 8 (1963) Nr. 3: 'ESSENTIALISME': p. 37.