The Belgian ZERO artist Jef Verheyen (1932-1984) became known as the painter of light streams and colour spectra. He experimented not only with light, but also with movement and the invisible as means to evoke natural mechanisms and to reveal universal interrelationships between human beings and the surrounding world. He used geometric principles – his passion for geometry was born out of his interest in mathematics and (Greek) philosophy – as the basis for harmony. Verheyen never gave up on traditional media and materials such as the canvas, paint, and brushes to search for the essence of our nature. 

Jef Verheyen

HET, 1962
Text

 

HET.

Waarom leef ik tussen de dingen? Tussen de werelden van het waarschijnlijke en het onwaarschijnlijke? Ergens tussen het zwart en het wit?

Waarom voel ik die grens aan de rechterkant waarlangs ik steeds voortga? De onzichtbare waarschijnlijke onwaarschijnlijke muur betastend, goed wetend dat daarachter het ontzagelijke verborgen is, het zwart en het wit samen zijn.

Waarom voel ik dat de cirkel rondom mij draait, zich meer en meer sluit zonder ik zien kan of hij voor of achter mij gesloten of open is.

Waarom al die dingen, die onwaarschijnlijke waarschijnlijkheden die men soms in mijn handen giet, zodat ik ze even kan vasthouden juist voordat zij tussen mijn vingers weglopen, waarnaartoe?

Waar? Om mij? Waarom rond mij?

Waarom ging ik niet naar de eerste maar wel naar de laatste klas?

Zomaar zonder dat ik een teken gaf? Waarom liet die oude lichtzoeker dat toe? Vroeg hij mij terug te komen ’s zondags? Ergens waar het licht zich openbaarde, rondom en in mij, het van overal toestroomde, en het mij schilderde, bezeten van mij bezit nam, brandend door mijn vingers liep, verbrandend zonder sporen achter te laten.

Waarom was al dat licht daar? En juist toen op die zondag? Waarom moet ik altijd terug, ijskoude schrik hebben omdat het niet terug zou komen?

Zeg het me eens?

Waarom blijf je nooit langer?

Waarom laat je die brand niet duren?

Waarom moet ik altijd naar je toe? Kwam je en ging je terug weg alsof je lij niet meer gunde, het niet goed genoeg vond bij mij te blijven?

Waarom,laat je mij alleen, zomaar zonder meer?

Speel je met mij?

Waarom doe je mij branden tot ik blauw word om me daarna alleen te laten?

Je weet toch wat het is alleen zijn? Misschien ben je eenzaam?

Daarom kom jij altijd alleen bij de eenzamen, die alleen met jou één zijn.

 

                                                                                                                                  1962.  

Published in

De Tafelronde Vol. 8 (1963) Nr. 3: 'ESSENTIALISME': p. 37.